“Ben je al gewend aan je hoofd?”
Nou, ik kijk natuurlijk niet zo veel naar mijn hoofd als anderen dat doen maar als ik dat doe dan zie ik steeds een vrouw die ik niet zo goed herken en het gezicht van de vrouw met haar kan ik mij niet meer voor de geest te halen.
“Ja je bent natuurlijk je lange lokken gewend.”
Toch vind ik het moeilijk om die vrouw te zien. Nu zie ik een vermoeide vrouw.
Een gesprek tussen mij en een vriendin vier maanden na mijn diagnose. Vier maanden van huilen, schreeuwen, lachen, leven en liefhebben in tijden van kanker.
Door de vele reacties op social media op mijn vorige stuk, denk ik al een paar weken over na om helemaal met de billen bloot – daar is overigens weing van over, verdwenen, , zoals veel meer de afgelopen maanden – om mijn hele haarverhaal te vertellen. Toen het Jada Pinket Smith verhaal voorbijkwam overviel mij een gevoel dat ergens tussen ‘me too’ en ‘coming out of the closet’ in hangt. Een noodzaak om mijzelf te bevrijden van laatste restjes zelfopgelegde schaamte.
Schaamte is overigens altijd zelfopgelegd, al voelt het niet zo door o.a. culturele normen. Je hebt namelijk altijd een eigen keus. Kenmerkend voor schaamte is dat je, wat jij ziet als tekortkoming van jezelf, verbergt omdat je bang bent voor het oordeel van anderen, om afgewezen te worden en om buitengesloten te worden. Je houdt dan een schijn op. De schijn van onder andere status, succes, schoonheid en van goed genoeg zijn. Wanneer je zo graag erbij wilt horen en daarom delen van jezelf verbergt, ben je trouw aan een ander en niet aan jezelf. Je hoort dan niet meer bij jezelf. Wie je bent, jouw echtheid komt onder druk te staan. Wanneer je dit lang volhoudt en, er zijn mensen die dit tot een kunst hebben verheven, verlies je jezelf en leef je in een fantasie wereld.
Schaamteloosheid is het tegenovergestelde. Je onttrekken aan de verwachtingen van anderen en juist openhartig delen en vertellen van datgene waar jij je kwetsbaar over voelt. Daardoor steeds jezelf bevrijden van de druk en kooi van schaamte. Steeds meer jezelf laten zien en worden. Daar is niet zomaar hartkracht maar zielenkracht voor nodig.
Nu ik mentale en fysieke delen langzaamaan kwijtraak of achter mij laat – mijn baarmoeder, mijn eierstokken, 10 kg vet (verklaart de staat van mijn billen), mijn werk, mijn haren, worden en namen waar ik dankzij de intrede van mijn chemo brein, niet meer op kan komen, dan maar in mijn oorspronkelijke taal (Engels) – lijk ik steeds kaler, lichter en bloter te worden. Geen plaats meer voor schaamte.
Mijn laatste restje schaamte deel ik daarom nu met jou: het hele verhaal over mijn haar. Schaamteloos en vrij. Mind you, misschien ontdek ik later wel dat ik nog meer restjes heb. Dat zie ik dan wel.
Ik weet nog heel goed de eerste keer dat ik een kale vrouw zag, Luitenant Llia in Star Trek van 1979. Deze rol werd gespeeld door Persis Khambatta, een Indiase model/actrice en Miss India. De eerste actrice in Hollywood die haar hoofd kaalschoor voor een rol. In Bollywood brak ze nooit echt door. Ik vond haar zo mooi! Ik had toen een scrapbook met film- en muziekidolen (Bruce Springsteen, Donna Sommer…) en daar stond een foto van haar in. Uit een tijdschrift geknipt. Ik vond haar kaal mooier dan met haar. Ik was dertien jaar oud toen ik deze Star Trek in de bioscoop in Guyana zag.
Als kind had ik heel dik, zwart en lang haar en niemand die het aankon. Ik liep heel vaak rond met los haar en had dat als volwassen vrouw nog steeds. Als ik mijn haar in een staart deed kreeg ik haarpijn. Ik weet dat ik als achtjarige heel graag een pony wilde en dat mocht niet. Bij het ontbreken van een moeder heb ik dat toen stiekem zelf geknipt. Veel te kort waardoor het recht omhoog stond. Ik plakte het plat op mijn voorhoofd met dehaarvaseline van mijn vader in de hoop dat het hem niet zou opvallen. Natuurlijk viel het hem op.
Later wilde ik mijn lange haren afknippen en ging stiekem langs een aantal kappers dat één voor één weigerde om dat te doen. Dat snap ik ook wel. Ik was denk ik 9 of 10 jaar oud en verbleef toen bij het gezin van de beste vriend van mijn vader. Mijn vader was een jaar in Canada. De kappers zagen een klein meisje met heel lang weelderige haren zonder moeder, die overigens vertrokken was toen ik vijf jaar oud was en, vertrouwde het niet. De dochter van de vriend van mijn vader bood aan om het te doen. Sindsdien is mijn haar nooit meer zo lang geweest. Als tiener knipte ik mijn haar zelf en ging ik als ik genoeg geld bij elkaar had gesprokkeld soms stiekem toch naar de kapper.
Toen ik op mijn zeventiende mijn vader achterliet en, met mijn moeder meeging naar Nederland, was één van de eerste dingen die zij deed: mijn haar knippen en permanenten. Mijn eerste gedachte? Zoals ik ben is niet mooi genoeg. Dat werd het een draak van een overtuiging die in mijn oren bij tijd en wijl siste.
In Nederland kwam ik in een gezin terecht waar hoe je eruit heel belangrijk was. Beauty before brains. Al heel snel vertelde mijn moeder aan anderen dat ik de brains was en mijn zusje de beauty. Minstens één keer per maand werd de kapper bezocht. Ik maakte kennis met krulspelden, Carmen sets, fohns, haarverf, henna… Er ging een wereld voor me open. Ik ging mee in een voor mij nog onbekende haarcultuur. Als ik er anders uit wilde zien dan hoefde ik alleen mijn haar te veranderen.
In het gezin van mijn vader draaide veel om intellect en weinig om uiterlijkheden en betekende schoon, hygiene.
Afgelopen 14 dagen heb ik veel aan Persis Khambatta gedacht. Vooral de keren dat ik de spiegel in keek en mijn eigen kaalheid schaamteloos terugkeek.
Ondanks mijn vele en mooie haren kamp ik al heel lang met haarproblemen en kreeg ik op mijn 24e de diagnose, een haarziekte, een soort van alopecia. Diagnose gesteld door dr. Plinck van de Haarkliniek Rotterdam. De eerste keer zat ik daar in de wachtkamer met een dik bos haar, samen met mijn toenmalige vriend, een stuk ouder en flink kalend en vermeed alle oogcontact met de andere ‘patiënten’. Een schraal contrast met hoe ik drie weken geleden in het ziekenhuis rondliep, kaal en zoekend naar oogcontact.
Vanaf dat moment gebruikte ik minoxidil om haaruitval te remmen. Een lotion die je dagelijks op je hoofdhuid smeert om haaruitval te vertragen. In de loop der jaren probeerde ik om niets te gebruiken, stopte ik met minoxidil en stapte ik over op een andere lotion.
Alles om mijn haar niet te verliezen. Daar schaamde ik me voor. Alles om te voldoen aan schoonheidsnormen en zelfbeeld overtuigingen waar ik in verstrikt zat. Je zou denken dat ik als hoogopgeleide, intelligente vrouw daar niets van zou aantrekken maar niets is minder waar. Heel lang koppelde ik succes ook aan er goed uitzien. Mooi en verzorgd eruitzien. Begrijp me goed dat vind ik nog steeds fijn maar niet om te voldoen aan de verwachtingen van anderen maar om mijzelf te plezieren.
Dun haar bovenop het hoofd komt best wel veel voor bij Hindoestaanse vrouwen. Als je daar zelf last van hebt dan valt het je al snel op bij andere vrouwen. Ik heb heel vaak de neiging gehad om diezelfde vrouwen te willen helpen. Te vertellen wat ik zelf doe om haar uitval tegen te gaan maar beet toch op mijn tong en zweeg. Ontmoedigd. Praten als vrouw over kaal worden zit namelijk ook in de hoek van taboes en schaamte.
Mijn haaruitval besprak ik ooit oppervlakkig met vriendinnen maar de ernst en over hoe ik er zelf mee zat, niet. Ik wilde geen onnodige aandacht richten op wat voor mij een belangrijk onderdeel was mijn buitenkant. Ik voelde mij ook niet veilig genoeg. Dat lag aan mij en niet aan anderen. Mijn haren waren heel dik en van zichzelf heel makkelijk hanteerbaar. Ik werd ook altijd geprezen door mijn kapper om mijn mooie haar. Maar als ik ’s avonds voor de spiegel stond en het licht door mijn haren heen scheen, lichtte mijn hoofdhuid op. Schaamte. Het overheerste niet mijn leven maar sluimerde wel op de achtergrond.
Na de geboorte van mijn zoon kon ik na een paar jaren mijn kapsel niet meer met een midden scheiding dragen. Daar was het haar te dun voor en daardoor de scheiding te breed. Ik wilde geen aandacht trekken naar mijn brede scheiding. Ik droeg daarna mijn haar met een zijscheiding.
Professionele foto’s die ik maakte werden door mij zeer kritisch geïnspecteerd op zichtbare hoofdhuid. De laatste druppel was op een Libelle zomerweek die ik van mijn nichtje cadeau kreeg die, net zoals ik, dunner wordend haar heeft. Daar liepen wij langs een kraam waar een verkoper op ons afstapte en ons haarvezel poeder probeerde te verkopen om ons brede scheidingen te bedekken. Wij waren niet geïnteresseerd, wezen het af en lachten erom. We hebben het moment niet aangegrepen om er samen over te praten. Terwijl wij alles met elkaar bespreken. De taboe en schaamte waren allesoverheersend. We zwegen.
Kort daarna ging ik op zoek naar haartransplantatie klinieken die ongemerkt iets kon doen aan mijn haarprobleem. Tijdens een consult kreeg ik te horen dat het probleem bij mij niet ernstig genoeg was om er radicaal iets aan te doen maar dat ze wel iets konden doen aan mijn haargrens waar mijn haar het dunste was zonder mijn hoofd te scheren. Langs mijn voorhoofd iets van 2 cm breed haar van mijn achterhoofd transplanteren naar mijn haargrens. Als het ware tussen de andere haren planten. Zoals mijn Oma vroeger rijst plantte in een rijstveld. Eén voor één. Haar voor haar.
Voor het eerst besprak ik mijn relatie met mijn haar met mijn man en zoon. Voorbij de schaamte. Mijn man had er nooit iets van gemerkt?! Mijn man hield het meest van mijn wilde, ongekamde en ongestileerde haren. Ik vertelde dat ik er niet aan moest denken om kaal te worden. Hij begreep het, steunde mij en bracht mij naar de kliniek, Transhair.
Drie honderd haren werden het. Een hele onderneming die uren duurde. Vier dagen later ging ik werken en niemand die het doorhad. Tenminste dat denk ik. Ik heb er geen spijt van.
Nu jaren later ben ik door mijn chemo behandeling rap kalend geworden. Mijn haren vielen met bossen uit. Mijn haren heb ik eerst kort laten knippen en een paar weken later gemillimeterd. Ik heb met verbazing gekeken naar hoeveel haar ik toch nog heb. Nu nog.
Terwijl ik dit schrijf besef ik dat nu alles wat met mijn vrouwelijkheid en mijn zelfbeeld te maken heeft, afgelopen vier maanden in een wervelwind tempo is verdwenen.
De afspraak die mijn zus voor mij heeft geregeld bij een haarwerk winkel heb ik afgezegd. Ik moet er niet aan denken dat ik een pruik draag. Naar een verkleedpartij tot daar aan toe, maar mij verkleden in het échte leven? Schaamte weer ruimte geven? Die tijd is voorbij! Eerlijk is eerlijk, ik ben blij dan ik nog wenkbrauwen en wimpers heb. Daardoor is mijn gezicht minder kaal. Maar voor hoe lang weet ik niet.
Wat is er voor in de plaats gekomen?
Zelfcompassie, zelfacceptatie en zelfliefde. Niet zo maar worden of kreten van een nieuwe self-help, zelfliefde hype maar diepe zielsliefde.
Diepe verbinding met mijzelf, thuishoren in mijn eigen lijf, in mijn buik, in mijn vel, in mijn hoofd.
Ik houd van mijn haarloos hoofd.
Iedere dag zie ik met ontroering de kleine haartjes op mijn hoofdhuid, strijdbaar overeind, het bombardement van de chemo overleefd.
Als ik nooit meer haren zou hebben voor wie is dat erg?
Voor mij of mijn omgeving?
Ik houd schaamteloos van mijn hoofd en van de vrouw die mij in de spiegel aankijkt.
Ik hoor bij haar.
Waheeda,
Mijn dagelijksheden met kanker deel ik schaamteloos met jou en, hoop je aan te moedigen je eigen wijsheid te vinden en te leven zoals jij wilt ondanks ziekte, angst of draken.
Swami Waheeda
Diep respect voor jou.