9 januari
‘Sorry ik kan gewoon niet meer praten. Hoe meer ik praat hoe misselijker ik word’, zeg ik tegen Jurgen mijn uitgever. Hij wil weten hoe het met mij gaat en het over mijn boek hebben.
‘OK, we gaan hangen’,
Ik ben in het ziekenhuis om mijn bloedwaarden te controleren. Duizeligheid, somberheid en een gevoelige maag zorgen ervoor dat ik in het weekend contact heb gezocht met mijn specialistisch verpleegkundige. Zij zou mij vandaag terugbellen. Omdat ik toch al in het ziekenhuis ben besluiten we even te wachten op haar telefoontje.
De laatste ronde chemo van 3 januari hakt er echt in. Twee dagen in het ziekenhuis, 24-uur aan het infuus en dan alle medicatie eromheen om mijn lever te beschermen en om misselijkheid tegen te gaan. De eerste avond slaap ik twee uurtjes, word weer wakker en slaap weer en zo gaat dat de hele dag. En dan naar huis met verlammende moeheid. Mijn bed niet uit willen komen. Mij lijf staat strak van de vocht. Ik ben drie kilo zwaarder. Op een gewicht van 52 kilo is dat best veel. Ik kan het zien in mijn bolle gezicht. Geen rimpels. Mijn maag voelt alsof het uitpuilt. Bovenaan mijn litteken ter hoogte van mijn maag voel ik een heuvel. Toch niet weer een tumor? Mijn vingers zijn dik. Veel eetlust heb ik niet. Mijn rug is pijnlijk.
Mijn supplementen-inname staak ik een dag voor de kuur. Vier dagen erna begin ik ze voorzichtig weer in te nemen. Dit om te voorkomen dat de werking van de chemo mogelijk gehinderd wordt. Dat de toxiciteit verzwakt wordt. Dat wil ik nu juist niet. Sinds ik deze chemo krikjg, ben ik iedere maandag in het ziekenhuis om mijn bloedwaarden te monitoren. De specialistisch verpleegkundige belt mij. De waarden zijn goed. Binnen een week zijn de waarden van mijn lever, nieren en witte bloedcellen volledig hersteld. Wonderlijk. Zij adviseert om de hele dag door ieder uur iets kleins te eten om mijn maag gevuld te houden. De slijmvlies in de maag wordt namelijk ook door deze chemo aangetast. Zo stimuleer ik de aanmaak van slijmvlies.
Ik probeer een paar keer per dag op een kleine trilplaat te staan. Bedoeld om te gebruiken als je een zittend beroep hebt. Want bewegen bevordert de afvoer van vocht. Ik drink twee liter water per dag met bleekselderij. Bleekselderij zit ook in mijn zelfgemaakte kippenboullion.
Maar het ergste is de somberheid. Alsof mijn leven en mijn gedachten zich hebben aangepast aan het donkere weer van deze dagen. Tranen verzamelen zich als dikken wolken achter mijn ogen om dan te gaan miezeren of te gieten over mijn wangen heen. Bij de minst geringste. Gedachten als: waarom doe ik dit? Waarom zou ik mijn leven moeten verlengen? Voor wie of voor wat? Hoe lang ga ik mijn gezin dit aandoen? Hoe lang ga ik Rik dit aandoen?
Rik is vanaf de eerste chemodag van deze ronde thuis aan het werk zodat er iemand bij mij is. Op dag twee thuis, vrijdag 6 januari, komt een vriendin oppassen. Eerst Gabriël en nu Marjon mijn beste vriendinnen. Toch voel ik mij bezwaard en is het moeilijk om mij eraan over te geven. Maar mijn lijf kan niet anders. De rol van gastvrouw loslaten is moeilijk voor mij, merkte Gabriël op. Deze keer niet. Het conflict tussen mijn gedachten en wat mijn lijf wil, maakt dat ik misselijk word. Mijn lunch klaarmaken kan ik nog net zelf.
‘Sorry hoor maar ik ga mijn lunch in bed opeten. Ik ben doodmoe.’
‘Dat is goed hoor als je iets nodig heb dan hoor ik het wel.’
Naast mijn bed is mijn ‘chemo’ bel. Een kastje met een knop. Vorig jaar ooit aangeschafd voor de eerste dagen van de chemo. In de keuken is de bel ingeplugd in een stopcontact. Eén druk op de knop galmt door het hele huis heen. Ik druk erop en Marjon denkt dat het de deurbel is en ik hoor haar de voordeur opendoen.
‘Ik ben het’, roep ik. We lachen erom. Ik vroeg of ze thee voor me wil maken. Op de knop drukken kost heel veel moeite en het overwinnen van veel overtuigingen, maar de verlammende moeheid houdt mij in bed. Ik blijf ook in bed omdat ik mijn gezin niet bloot wil stellen aan mijn somberheid. Ik wil ook met niemand erover praten. Ik heb het wel aan Rik verteld, maar hij weet niet zo goed hoe hij erop moet reageren. Hij vindt het sowieso lastig. Rik heeft last van wintersomberheid. Zijn somberheid versterkt mijn somberheid. Marjon is zo licht als een vlinder. Dat heb ik nodig. Rik is gelukkig gaan werken. Afleiding.
Ik huil in mijn kussen. Om mijn machtelosheid en hulpeloosheid. Tegelijkertijd denk ik, dat als ik nu al instort, ik dit niet ga volhouden. Ik rem mijzelf om niet te ver vooruit te denken. Eerst door deze dag heen komen en morgen en morgen.
Schrijven lukte op de dagen in het ziekenhuis toen ik hyper was. In één dag schreef ik twee blogs. Aan mijn boek werken zit er even niet in. Qua stemming, motivatie en fitheid ben ik op mijn slechtst. Het enige wat ik kan is naar een aflevering van een flut-serie kijken en daarbij in slaap vallen. Voor het eerst sinds ik weet dat ik deze ziekte heb, weet ik hoe het voelt om somber te zijn. Als dit aanhoudt is dit geen kwaliteit van leven.
Dat was gisteren. Vandaag, een dag na het bloed prikken, komt Rik de slaapkamer in met een grote damestas:
‘Wat heb je nou weer besteld?’
‘Ik?! Dat heb ik niet besteld.’
Achter Rik verschijnt mijn zusje. Een verrassingsbezoek. Zij had mij gevraagd of mijn somberheid kwam doordat ik met zoveel familie was tijdens de feestdagen en daarna niet meer. Mijn antwoord dat dit toch echt een ander gevoel is, had ze niet serieus genomen, vermoed ik. Ik vind het niet erg en ben blij en ontroerd door haar bezoek. Dat ze er is voor mij. Vandaag gaat het namelijk beter met mijn stemming. Een week na mijn chemo, is de donkere wolk aan het oplossen. Ik voel weer de drang om te schrijven. Morgen.
p.s. Photo gemaakt in 1999. Mijn zusje rechts, We zijn beiden zwanger van ons eerste kind.
Recente reacties